Foodsector staat voor cruciale T-splitsing

Column Laurens Sloot (FoodPersonality - november 2019)

Er is iets vreemds aan de hand in Nederland. Ondanks de economische hoogconjunctuur, de teruglopende staatsschuld en de lage werkloosheid lijkt het volk boos. Boeren zijn boos, bouwers zijn boos, onderwijzers zijn boos en zo kan ik nog wel even doorgaan. Laat ik mij in deze column beperken tot de ‘boosheid der boeren’, want zij staan tenslotte aan het begin van onze voedselketen.

Deze beroepsgroep omvat ongeveer 50.000 bedrijven, die goed zijn voor 1,7% van onze economie. Maar samen met de voedselverwerkende bedrijven, denk aan Koninklijke FrieslandCampina, Vion en Heineken, is het agrofoodcluster goed voor ongeveer 8% van ons bruto nationaal product. En dat percentage groeit gestaag. Ook is onze agro-foodsector een exportkanon: jaarlijks exporteren we voor zo’n € 100 miljard en daarmee zijn we nummer twee ter wereld. Kortom, een sector van belang, waar menig land met grote jaloezie naar kijkt. Alle reden dus om collectief trots te zijn, maar toch ervaren de boeren dit niet. Eerst presenteerde LNV-minister Schouten haar op kleinschaligheid gestoelde visie, waarbij ze vond dat de sector meer op streek- en regioproducten en minder op de export van bulk moest inzetten.

Oké, dat kan, maar dat sluit totaal niet aan op de sterke exportpositie die Nederland de afgelopen decennia heeft opgebouwd. Vervolgens brak door een uitspraak van de Raad van State de stikstofcrisis uit, werden vergunningen door provincies geblokkeerd en werden de boeren vanuit de GroenLinks- en D66-hoek als ‘viespeuken’ neergezet, die de natuur met ammoniakuitstoot zwaar aantasten. Als klap op de vuurpijl opperde D66’er Tjeerd de Groot doodleuk om de veestapel te halveren, zodat er weer gebouwd kan worden. En toen was het hek van de dam: de boeren trokken ‘en masse’ met de tractor naar het RIVM, de provinciehuizen en het Malieveld.

Hebben de boeren gelijk? Dat is wellicht een politiek getinte vraag waarvan het antwoord van uw persoonlijke voorkeur zal afhangen. Toch wil ik hier een lans breken voor de boeren. Niet alleen vormen zij een motor achter onze welvaart, ook blijkt dat de footprint per geproduceerde eenheid tot de laagste ter wereld behoort. Boeren zijn er bovendien al in geslaagd om de ammoniakuitstoot sinds 1990 met 60% te verlagen en dat percentage kan met nieuwe technieken nog verder omlaag. De logica laat ook zien dat bij afbouw van onze agrarische export er elders meer wordt geproduceerd met een hogere footprint. Daar zit Moeder Aarde niet op te wachten, lijkt me. Daarnaast heeft de Nederlandse agrosector een van de sleutels in handen om een groeiende wereldbevolking efficiënter te voeden.

En dat zal nodig zijn, want de wereldwijde vraag naar voedsel zal richting 2050 nog zo’n 50% gaan groeien. Afbouw van de sector gaat in ieder geval niet tot een betere innovatiebasis leiden en innovaties zijn juist hard nodig om de wereld in de toekomst ‘schoner’ te voeden. We moeten juist blijven inzetten op de verdere verbetering van de footprint, daar schieten zowel de agrosector, de consument als het milieu het meest mee op. Kortom, laten we als foodsector, inclusief de supermarkten en de horeca, trots zijn op onze boeren en deze volop steunen. Het beleid van minister Schouten om kleinschaliger te produceren, biedt de sector als geheel geen toekomst en ze doet er zowel onze economie als Moeder Aarde ook geen dienst mee.

Meer EFMI-columns…

 

EFMI Business School is in 1997 opgericht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Geleidelijk is het EFMI uitgegroeid tot toonaangevend academisch kennisinstituut in de Nederlandse levensmiddelensector. Het EFMI biedt diverse opleidingen aan voor senior managers uit de food sector, waaronder de Executive MBA die in samenwerking met de Business School van de Rijksuniversiteit Groningen wordt aangeboden. EFMI Business School houdt kantoor in de Oranjerie van Kasteel Groeneveld te Baarn. Ook de EFMI-opleidingen vinden plaats op deze mooie, centraal gelegen locatie met een rijke historie.